Enkele dagen geleden verscheen er een artikel van de hand van Rutger Bregman, publicist bij De Correspondent. In het artikel betoogt hij aan de hand van verschillende – veelal antropologische – bronnen dat het huidige onderwijssysteem speelsheid en dus creativiteit onderdrukt. De Baining, een verzamelnaam voor enkele bevolkingsgroepen in Papua Nieuw-Guinea, vormen een belangrijke schakel in zijn betoog. Bregman gebruikt de Baining als voorbeeld van een cultuur waarin spelen zo ongeveer taboe zou zijn. Hij geeft voorbeelden van antropologen die na veldwerk bij de Baining teneergeslagen terugkeren: de Baining hebben
geen rituelen en er is geen magie. Ze maken geen schelpengeld, geen beeldhouwwerk, geen pottenbakkerij. Er worden geen goden of heiligen aanbeden. Er zijn ook geen leraren, dokters of sjamanen. Iedereen is gelijk en alle dagen zijn hetzelfde.
Dit noopte Sander Philipse tot een – laten we zeggen – nogal polemische reactie, waarin hij Bregman van alles aanwrijft: zijn schrijftafelantropologie van de Baining, zijn bronselectie, zijn historische helikoptervluchten die alle context en nuance weglaten, zijn inzet voor een universeel basisinkomen, you name it.
Het stuk van Bregman, de reactie van Philipse en de daaropvolgende discussie maakten bij mij een hoop gedachtes los, die ik graag van me af wil schrijven in deze blogpost, waarin ik
- Me kort zal richten op het cultuurconcept dat Bregman in zijn stuk hanteert
- Me echter vooral bezig zal houden met de ideologische vooronderstellingen (of het ontbreken van het besef daarvan) onder auteurs bij De Correspondent en
- Zal uitleggen waarom ik deze kritiek richt op De Correspondent en niet op andere Nederlandse media
Het is een lange zit, en een vrij associatief geschreven stuk (zoals dat wel vaker het geval is bij blogposts), maar voor de mensen die het volhouden is er aan het einde een fijn toetje.
Bregman’s visie op cultuur: achterhaald, maar dominant
De cultuurvisie die Bregman in zijn stuk gebruikt sluit naadloos aan op het discours in Nederland van de laatste 15 jaar. Sinds Fortuyn wordt het multiculturele debat grotendeels bepaald door een gereïficeerd cultuurbegrip: cultuur wordt voorgesteld als een contextvrij en statisch fenomeen dat mensen met zich ‘meedragen’. Zo’n cultuurconcept reduceert het gedrag van haar leden tot dat van willoze culturele lemmings, wier handelen eenzijdig wordt bepaald door hun etnische achtergrond.
Tegelijkertijd is die visie op cultuur binnen de sociologie en de antropologie (de discipline waaruit Bregman in zijn passage over de Baining het meeste put) zeker sinds Clifford Geertz’ The Interpretation of Cultures in diskrediet geraakt, om precies de redenen die ik in de voorgaande alinea noemde. In de bedrijfskunde is men helaas nog niet zover: daar is het cultuurmodel van Geert Hofstede, die cultuur als ‘software of the mind’ ziet, nog altijd zeer populair, met – zo vermoed ik – de nodige gevolgen op de werkvloer. Daar heb ik vorig jaar een wetenschappelijk artikel over geschreven. Ook is het een van de kwesties die centraal staan in mijn promotie-onderzoek.
Patrijspoort
Verder vat het stuk van Philipse voor mij goed enkele bedenkingen samen die ik bij De Correspondent en auteurs als Bregman en Rob Wijnberg heb. Voor ik deze hieronder noem, wil ik twee dingen kwijt. Ten eerste heb ik kortgeleden een wat vreemde ervaring met De Correspondent gehad, toen het platform besloot zich uit te lenen aan de tenenkrommende PVV-safari van Joris Luyendijk en ik mezelf plots terugvond in het Algemeen Dagblad. Daar heb ik destijds dit stuk over geschreven. Dat leek me wel zo netjes om te vermelden. Ten tweede vind ik De Correspondent per saldo nog altijd een aanwinst voor het medialandschap. Ze hebben ertoe bijgedragen dat het Nederlandse raam van Overton, dat tot voor kort de grootte van een kijkgaatje had, nu op z’n minst een patrijspoort is geworden.
Bezwaren bij de verslaggeving van De Correspondent
Dan nu mijn bezwaren bij De Correspondent en enkele van haar voornaamste auteurs:
- Bregman toont zich in zijn boeken, artikelen en media-optredens vaak aanhanger van een soort vooruitgangsdenken dat betoogt dat de manier waarop de wereld op dit moment is ingericht, de beste tot nu toe is en die aanname onderbouwt met ogenschijnlijk neutrale en indrukwekkende statistieken. De boodschap hierbij is vaak (soms subtiel, soms expliciet): we moeten niet zo zeuren. Of om een bekende uitspraak van Harold Macmillan, de voormalige premier van het Verenigd Koninkrijk, aan te halen: ‘You’ve never had it so good.’
Deze vorm van wetenschapsbeoefening en –communicatie pretendeert vaak elke vorm van ideologie of vooringenomenheid te ontstijgen, mijns inziens een onhoudbare en zelfs gevaarlijke positie, zowel in de journalistiek als in de (sociale) wetenschappen. Zo was Bregman tot voor kort fan van het boek The Better Angels of Our Nature, waarin auteur Steven Pinker betoogt dat we in het meest vreedzame tijdperk sinds mensenheugenis leven. Een van de redenen hiervoor is volgens Pinker dat we ons minder laten leiden door ideologie en meer door de ratio. Evenwel wezen verschillende critici Pinker fijntjes op zijn selectieve gebruik en interpretatie van de beschikbare data, een teken dat zelfs Pinker zich niet aan zijn eigen ideologie kan onttrekken. Ook wijlen Hans Rosling is een door Bregman bewonderde publieke intellectueel. Met veel passie en gelikte datavisualisaties liet Rosling ons zien dat de grote wereldproblemen eigenlijk al zijn opgelost, en dat als we maar lang genoeg wachten, de zogenaamde ontwikkelingslanden uiteindelijk ook op het niveau van het Westen zullen aanbelanden. Maar ook aan de ogenschijnlijk neutrale en ideologieloze data van Rosling kleven verschillende bezwaren: zo is een groot deel van de door Rosling gebruikte data gebaseerd op historische schattingen en niet op ‘harde’ metingen en geeft de door hem gebruikte logaritmische schaal een vertekend beeld. - Rob Wijnberg op zijn beurt is fan van Sam Harris, een prominente New Atheïst die onder een flinterdunne laag van schijnbaar rationalisme de meest giftige imperialistische, islamofobe – en sinds kort ook eugenetische – nonsens propageert.
- En dan is er nog Sarah Kenzior, die voor De Correspondent de berichtgeving over de Amerikaanse politiek verzorgt. Mijn eerste kennismaking met Kendzior was dit hagiografische huilstuk over Hillary Clinton, waarin de verliezer van de afgelopen Amerikaanse presidentsverkiezingen wordt opgevoerd als een bedachtzame, ietwat technocratische vrouw die goed naar haar naasten luistert. Haar historisch lage populariteit (alleen Trump had lagere favorability ratings) zou voornamelijk te wijten zijn aan politieke omstandigheden, seksisme en een vijandige pers. Geen woord over haar voorkeur voor interventie in buitenlandse regeringen, haar antidemocratische houding ten opzichte van de verkiezingsuitslag in Palestijnse gebieden, haar openlijke sympathie voor buitenlandse dictators, haar angstaanjagende reactie op de openbare slachting van Gadaffi, haar bestempeling van zwarte jongeren als ‘super predators’ en ga zo maar door. For good measure moffelt Kendzior ook nog even een valse beschuldiging aan het adres van Bernie Sanders in de verwijzingen.
Wie Kendzior op Twitter volgt, komt er al gauw achter dat we hier met een volleerde smear merchant van doen hebben; iemand die bovendien de realiteit en journalistieke principes uit het oog verliest in haar publieke pogingen om het verlies van Clinton te wijten aan iedereen behalve Clinton zelf. Op dit moment is Kendzior ook in De Correspondent druk aan het speculeren of Vladimir Poetin en het Kremlin ironisch genoeg precies datgene hebben gedaan waar Clinton zich in het verleden aantoonbaar schuldig aan heeft gemaakt: het heimelijk beïnvloeden van het democratische proces in andere landen.
De wilde speculaties in de Amerikaanse – en daarmee ook de Nederlandse – media over Russische inmenging lijken tot nu vooral een big, fat nothingburger te zijn. Ook de meer mainstream pers begint zich nu voorzichtig af te vragen of het zich misschien niet beter bezig kan houden met meer dringende zaken dan een synthetische red scare die de diplomatieke verhoudingen tussen twee kernmachten op scherp zet. Zelfs een oprichter van de Poetin-kritische band Pussy Riot is die mening toegedaan. Een van de stukken die Russofobe samenzweringstheorieën kritisch onder de loep neemt, voert Kendzior zelfs op als voorbeeld. Je zult er maar mee gezegend zijn als kwaliteitsmedium.
It’s ideology, stupid!
Kort gezegd lijkt ideologie een blinde vlek van De Correspondent en enkele van haar verslaggevers te zijn. De discussie over het basisinkomen, een onderwerp dat Bregman verdienstelijk onder de aandacht van het Nederlandse publiek heeft gebracht, is hier een fraaie illustratie van. Afhankelijk van de ideologische invulling kan dit van alles zijn: een techno-feodalisme waarvan menig libertair hart sneller gaat kloppen of de door Marx zo gewenste ontkoppeling van arbeid en beloning. Een ander voorbeeld van hoe ideologie invulling geeft aan een ogenschijnlijk neutrale maatregel is de manier waarop de Britse Conservatieven niet zo lang geleden het idee van een minimumloon gebruikten om hun draconische bezuinigingsmaatregelen van een schaamlap te voorzien.
Ondanks haar gebrekkige introspectie luidt een van de stellingen uit het manifest van De Correspondent nog altijd als volgt:
De Correspondent is onpartijdig, maar ook subjectief: de journalist moet uitzoeken welke kant van een verhaal het geloofwaardigst is en waarom. Bovendien is de krant niet alleen podium, maar ook actor in de samenleving.
Ook stelt Wijnberg in een column dat
Objectiviteit […] misschien wel de slechtst begrepen, hardnekkigste en gevaarlijkste illusie [is] waar de journalistiek ooit in is gaan geloven. Slecht begrepen, omdat het altijd verward wordt met onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Hardnekkig, omdat het lui maakt en goedkoop is. Gevaarlijk, omdat het de grootste leugen is die je je publiek kunt verkopen. En een illusie, ja, omdat het niet bestaat.
Dat journalistiek dus niet alleen verslaglegging, maar ook stellingname behelst en dat enige schijn van objectiviteit gevaarlijk is, lijkt men bij de Correspondent dus wel degelijk door te hebben. Maar waarom dan toch zo weinig reflectie over de eigen Weltanschauung?
Diversiteit en mediaconsumptie
Ik denk dat het gebrek aan diversiteit bij De Correspondent een van de redenen is; een kwestie waar het medium zich als een van de weinige in Nederland zeer bewust van is. Afgaande op het anekdotische bewijs dat ik heb gezien lijkt dat gebrek aan diversiteit vooral naar voren te komen in het nogal veilige, centristische mediadieet dat veel Correspondenten hebben (ik laat me graag van het tegendeel overtuigen).
Correspondent Ontcijferen Sanne Blauw is fan van het wonky datajournalistieke medium Vox, dat – wederom – pretendeert de waan van de dag te ontstijgen, maar daarmee ook blind is voor (of op z’n minst niet transparant is over) haar eigen ideologie en belangen. Als Correspondent Marc Chavannes een lijst van bronnen geeft om het Amerika van Trump beter te begrijpen, leest dit als een opsomming van outlets die vóór de Irak-invasie waren; een verzameling van establishment media, wier hoofdredactionele lijn toch vooral de verdediging van neoliberalisme en empire lijkt te zijn.
Als in de discussie onder het stuk Wijnberg een duit in het zakje doet en Democracy Now! noemt, zegt hij er bijna verontschuldigend bij dat die show wel erg links is.
En Bregman lijkt de Britse ‘kwaliteitsmedia’ na te papegaaien als hij Jeremy Corbyn – u weet wel, die man waarvan werd gezegd dat hij 8 juni jl. een catastrofaal zetelverlies zou lijden – ‘wappie’ noemt.
Schuifpui
Toegegeven, een dergelijke analyse van een progressief medium als De Correspondent komt misschien over als onnodig kritisch. Alles wat ik hierboven heb vermeld geldt in nog sterkere mate voor veel andere Nederlandse media. En dan laat ik outlets als GeenStijl, The Post Online, De Telegraaf en het AD, die met de nodige regelmaat cryptofascistische bagger over hun publiek uitstorten, nog buiten beschouwing. Maar het gaat mij er juist om dat De Correspondent en veel van haar verslaggevers zeggen open te staan voor kritiek en niet te beroerd zijn om hun fouten toe te geven. Als er één Nederlands medium is waar dergelijke kritiek tot iets moois zou kunnen leiden, dan is het De Correspondent wel. En misschien, heel misschien, wordt dat patrijspoortje dan ooit nog een fikse schuifpui.
Hier het toetje: een fantastisch vraaggesprek met Nelson Mandela, die soeverein alle (nu veelal ondenkbare) kritiek pareert.
Update I: tijdens het afronden van deze post ging de discussie tussen Bregman en Philipse door. Mede-Correspondent Jesse Frederik (samen met Sinan Çankaya mijn favoriete Correspondent-auteur) deed ook een duit in het zakje. Bregman reageerde nogal stekelig op het stuk van Philipse en beklaagde zich onder meer over de toon van het stuk. Een nogal opmerkelijke reactie, zeker gezien het gemak waarmee hij zelf mensen heeft uitgemaakt voor ‘bobo’, ‘totale charlatan’ ‘banaal’ en ‘een van de meest overschatte intellectuelen van deze tijd’. Verder wordt dit soort tone policing wel vaker ingezet om deviante meningen kalt te stellen. Mijn favoriete columnist Peter Breedveld is daar een goed voorbeeld van.
De discussie ging verder op Twitter, waar Frederik onder meer zijn beklag deed over de onnodig abstracte discussies die op links gevoerd werden; hij houdt zich liever bezig met wat werkt. Dat het pragmatisme en de onwil met een eigen ideologisch verhaal te komen de reden is dat links al dertig jaar op haar rug ligt, lijkt mij nu juist het probleem. Zonder vergezichten geen sturing voor concrete actie. En zonder actie blijft het natuurlijk ook bij vergezichten. Maar dat beide aanpakken elkaar nodig hebben lijkt me evident.
Update II: Voordat atlanticistisch Nederland vlekken in de nek krijgt: ik denk niet dat er NIETS aan de hand is met betrekking tot Trump en de ‘Russische connectie’. Ik vind alleen dat de wilde speculaties (vaak gevolgd door rectificaties die veel minder aandacht krijgen) en het daarmee gepaard gaande neomccarthyisme in de internationale pers le-vens-ge-vaar-lijk zijn. We hebben het hier over twee kernmachten. Het is niet voor niets dat de Doomsday Clock van de Bulletin for Atomic Scientists op 2,5 minuut voor 12 staat, haar meest ‘kritieke’ stand sinds 1953. Vooralsnog is niet aangetoond dat de Russische regering zich actief met de verkiezing van Donald Trump heeft willen bemoeien. Wat we nu weten is dat er shady dealtjes lijken te zijn gemaakt tussen Trump’s team en Russische zakenlui, maar er zijn in het verleden genoeg president(skandidat)en geweest die internationale connecties voor het eigen politieke of economische belang hebben ingezet. En de VS zijn het laatste land dat zich hier druk over zou moeten maken. Oh, en Trump is een engnek. Poetin ook.